Volgens de rijschoolbranche is het niet vreemd dat de slagingspercentages van beginnende rijscholen lager liggen dan bij de meer ervaren ondernemingen. “Er zijn veel factoren die meespelen. Een gebrek aan ervaring bijvoorbeeld. Het percentage zegt iets over het inzicht dat de rijinstructeur heeft in de vooruitgang van zijn leerlingen en het overwicht dat hij heeft”, aldus Bovag-woordvoerder Tom Huyskens. Hij reageert daarmee op het nieuws dat nieuwe rijscholen in 2013 ruim 12 procentpunten lager scoorden dan de gevestigde namen. “Maar het is maar de vraag hoeveel waarde je aan alleen het slagingspercentage moet hechten.”

In 2013 lieten ruim 700 rijscholen voor het eerst leerlingen hun praktijkexamen afleggen, waarbij 37,1 procent van de kandidaten bij de eerste poging slaagde. Bij ervaren rijscholen lag dat percentage op 49,4 procent. Een verschil van 12,3 procentpunten. Dat blijkt uit gegevens van het CBR, die Nu.nl opvroeg via een WOB-verzoek. De slagingspercentages van de gevestigde namen liggen net iets boven het landelijk gemiddelde van 48,6 procent. Jaarlijks komen er nog steeds nieuwe rijscholen bij. Zo groeide het aantal actieve ondernemingen van 6.212 in 2011 tot ruim 7.000 vorig jaar.

Beginners

Volgens Tom Huyskens zijn de cijfers vrij vanzelfsprekend. “Het verschil in percentages is in feite heel logisch. Als beginneling kun je immers niet meteen aan de top staan. Van een 17-jarige voetballer die bij Ajax debuteert, kan toch ook niet verwacht worden dat hij in zijn eerste jaar meteen het niveau van Messi heeft. Dat wisten we al lang.”

Dat de percentages bij de nieuwe rijscholen lager liggen, daaruit zou je volgens Huyskens kunnen opmaken dat kwaliteit een kwestie van ervaring is. “Maar dat kan alleen als je enkel de slagingspercentages onder ‘kwaliteit’ schaart. Het is echter maar de vraag hoeveel waarde je aan uitsluitend dat cijfer moet hechten. Bij kwaliteit komt in onze ogen immers veel meer kijken dan alleen de procenten”, aldus Huyskens. “Wel kan het iets zeggen over het inzicht dat instructeurs hebben in de vorderingen van de leerling. Ervaring speelt daarin een rol. En ook het natuurlijk overwicht waarmee je een kandidaat kan overtuigen dat hij nog niet klaar is voor het examen, is iets wat vaak met de jaren moet komen.”

Cijfers

De cijfers, die vrijdag openbaar zijn gemaakt, hadden volgens VRB-voorzitter Peter van Neck helemaal niet naar buiten moeten komen. “Het heiligt absoluut geen doel. Op deze manier komen bedrijfsgegevens op straat te liggen. Wij zijn absoluut groot voorstander van transparantie, maar wat er nu gaat gebeuren is dat rijscholen alleen op hun slagingspercentages worden afgerekend.”

Volgens Van Neck is het kiezen van een rijschool op basis van het slagingspercentage ‘veel te kort door de bocht’. “Ik weet genoeg rijscholen met hele professionele instructeurs in dienst die toch wat minder goed scoren. Er zijn allerlei omstandigheden die de percentages kunnen beïnvloeden. De bekende ‘cowboys’ binnen de branche zijn we natuurlijk liever kwijt dan rijk, maar dat iemand een wat lager percentage heeft, wil niet meteen zeggen dat die persoon zijn vak niet bloedserieus neemt.”

Oorzaak

Mogelijke oorzaak voor het verschil in percentages is het grote aantal startende rijscholen in de Randstad. Immers in dat gedeelte van het land zullen de gemiddeldes veel lager liggen. In 2010 berichtte VerkeersPro al over de forse verschillen in slagingspercentages per regio. Kandidaten in ‘de provincie’ slaagden gemiddeld anderhalf keer vaker voor het rijexamen dan kandidaten in de Randstad, zo bleek uit CBR-cijfers.

Thorald Rasker, voorzitter van FAM Verkeersscholen, vindt het lastig om conclusies aan de huidige cijfers te verbinden. “Ook al klinkt het logisch dat slagingspercentages wegens een gebrek aan ervaring lager liggen bij beginnende instructeurs, in de groep van 700 nieuwe rijscholen kunnen evengoed ook instructeurs met jaren ervaring zitten, die voor zichzelf begonnen zijn. De cijfers gaan over startende ondernemingen, niet per definitie over startende instructeurs.”

Rijscholen

Rasker zegt dan ook niet zo goed te weten hoe hij de laatste cijfers plaatsen moet. “Feit blijft wel dat er bij beginnende instructeurs sprake is van een gebrek aan ervaring. Ze moeten handigheid opdoen met het geven van rijles, maar ook op het gebied van sociale vaardigheden. Dat is iets wat in de opleiding maar heel kort aan bod komt. Er is tijd voor nodig om die capaciteit te ontwikkelen. Daarnaast behelst kwaliteit meer dan alleen het slagingspercentage.”

De FAM-voorzitter pleit er dan ook voor dat beginnende instructeurs eerst enkele jaren ervaring opdoen binnen een bestaand bedrijf, alvorens ze voor zichzelf beginnen. “Zo leren ze, maar zijn ze niet meteen geheel op zichzelf aangewezen. Als er binnen mijn rijschool een nieuwe instructeur wordt aangenomen, dan zal hij bijvoorbeeld nooit meteen de volle veertig uur gaan draaien. De persoon in kwestie gaat eerst deelnemen aan interne trainingen en op die manier ervaring opdoen. Die feedback krijg je niet als je meteen als eenmanszaak aan de slag gaat.”

Stage

VRB-voorzitter Van Neck maakt zich hard voor meer uren passieve stage tijdens de instructeursopleiding. “Er moet veel vaker achter in de auto meegereden worden om te kijken en observeren. Wat nu gebeurt is dat de instructeur in wording zijn handen in het begin nog veel te vol heeft met zichzelf als hij actief meerijdt.”

Volgens Tom Huyskens van Bovag is het voor leerlingen hoe dan ook zaak om zich goed voor te bereiden in de fase van het kiezen van een rijschool. “In het geval van een nieuwe rijschool moeten ze dan misschien net wat meer op hun hoede zijn en wat dieper graven”, zo stelt hij. “Ook door het lezen van reviews bijvoorbeeld.”

Ouders

Daarnaast vindt Bovag dat ouders van rijbewijskandidaten zich meer in het proces moeten mengen. “Het gaat immers om een vorm van onderwijs. Als het om een middelbare school of een universiteit gaat, dan wordt er toch ook van alles aan gedaan om een goede keuze te maken. Maar gaat het om rijlessen, dan zijn ze over het algemeen veel minder begaan. Dat terwijl het veel tijd en geld kan kosten en het de veiligheid van hun kind betreft.”

Roosmarijn Dierick